Onze tuin is biologisch. We hebben geen Eco- of SKAL-keurmerk maar het is duidelijk dat we ons niet van gif of kunstmest bedienen. Een keurmerk dient voor ons ook geen doel, we weten wat we doen, waar we het kweken en we eten het allemaal zelf op. Het zaad- en pootgoed voor de gewassen die we willen eten kopen we van gecertificeerde biologische bedrijven of is afkomstig van eigen zaadwinning. We kunnen ook zaadgoed ruilen met andere mensen die op soortgelijke wijze een moestuin verzorgen. Het zaadgoed voor groenbemesters kan in verband met de prijs en de hoeveelheid die we nodig hebben afkomstig zijn van niet gecertificeerde leveranciers. Dit kunnen we zelf doorkweken zodat het met zekerheid biologisch wordt.
Permacultuur, Hugelkultur, Biologisch Dynamisch
..Zijn of doen we allemaal niet. Of niet allemaal. Althans, zeker niet zeer uitgesproken.
De permacultuur elementen in onze tuin zijn terug te vinden als het gegeven dat we zullen proberen door te kweken van eigen zaai- en pootgoed. We zullen niet gelijk in paniek een doorgeschoten plant verwijderen. Zo nodig zullen we spontaan uitgezaaide plantjes zodanig verpoten dat we ze gemakkelijk kunnen blijven verzorgen. Op een combinatie van mais (of zonnebloem, minder groot probleem in verband met onze ratten) met bonen en pompoen zul je ons wel kunnen betrappen, maar het zal niet het fundament zijn van ons moestuinieren. Ook houden we met het zetten van gaas voor sugersnaps en kapucijners rekening met de afstand, zodanig dat in de beschutting daar nog tuinbonen tussen door kunnen groeien. Onze tuin kan niet tegen de natuur op, we kunnen wel rekening houden met de mogelijkheden die ons worden verschaft.
Hugekultur (Heuvelcultuur) zou hartstikke leuk zijn voor onze slakken. Volop warme, vochtige slaapgelegenheid voor hen met op het dak ook nog eetbaar gewas. Voor de slakken een sprookje. Hans en Grietje moesten verder lopen. Overigens zouden we dan nog wat bomen moeten vellen om de heuvels van materiaal te voorzien. Hugelkultur ziet er vooral op de tekeningetjes heel mooi en ideaal uit. Zoek ook eens naar foto’s op het internet. Aan de hand van de foto’s vrees ik heel veel extra werk, vraatschade door slakken voor de nogal gevoelige gewassen en zeker geen hogere opbrengst.
Als mensen aan de hand van Zon, Maan, planeten en sterren willen tuinieren, be my guest. Zonder de Zon zal het sowieso niet gaan. De invloed van de Maan moet je niet veel hoger inschatten dan 1 miljoenste van de dagelijks vertrouwde zwaartekracht. Zolang onze gewassen niet direct door de getijden als gevolg van vrij stromend zeewater overspoeld raken, maak je er niet druk over. Over de invloed van planeten en sterren ga ik het maar niet hebben zolang er geen botsingen met andere hemellichamen zijn te verwachten of dat er een dicht bijzijnde ster supernova gaat. Als je op speciale dagen wilt gaan zaaien, plantjes wilt verpoten of schoffelen, ga gerust je gang. Ik heb zelf nogal de neiging te kijken naar de weersverwachting in combinatie met het moment van de dag. In de eerste plaats ben ik zelf nogal regenmijdend. Ik vermoed dat het resultaat van bepaalde handelingen een functie volgt van de relatie is tussen het weer, de tijd en het type van de handeling. Ik heb gezien dat in de ochtend schoffelen voorgaand aan droog zonnig weer heel effectief is. En als ik wat planning betreft plantjes moet verpoten in een warme droge tijd, dan kan ik dat beter op het einde van de dag doen in combinatie met ruimhartig water geven. (Op bewolkte, koele en vochtige dagen is het moment op de dag van verpoten minder spannend.) En als ik zaai, dan is het nuttig om de grond in de opvolgende dagen hoe dan ook vochtig te houden. Misschien open deuren, maar dit is leven met de natuurkrachten. We kunnen niet anders.
Onkruid bestrijden
Ik schreef al eens dat onkruid niet aan te duiden is met biologische of genetische kenmerken, onkruid is emotie. Onkruid is alles dat op de verkeerde plek of tijd groeit. Vind je ergens toch een nuttige plant op de verkeerde plek, verplaats ‘m dan naar een plek waar past binnen het teeltplan zodat iedereen er blij van wordt.
We bestrijden onkruid uitsluitend mechanisch: met de hand, schrepel, schoffel en in de ergste gevallen – diep gevestigde wortelonkruiden – met de spitvork. Vooral bij kleine kiemplantjes in het begin moeten we met de hand wieden. Maar maak je niet drukker dan nodig is. Pluk met een breedte van een paar centimeter de rij kiemplantjes vrij van onkruid. Een paar centimeter is voldoende marge om het onkruid verder weg van de rij met de schrepel of schoffel weg te halen. Dat scheelt zeeën van tijd.
Onkruidresten mogen gewoon blijven liggen op de plek waar ze zijn uitgetrokken of afgeschoffeld – zo lang dit geen dik pakket wordt. Een dikke laag loof zorgt ervoor dat de grond en ons doelgewas te lang nat zal blijven. Hierdoor krijgen ziektes en ongedierte (slakken!!) de kans. Als er te veel onkruidloof komt te liggen, voer het dan af naar de composthoop. Sommige onkruiden hebben een te sterk herstellend vermogen, vooral als de planten al wat groter zijn. Vooral knopkruid en muur kunnen onder vochtige omstandigheden gemakkelijk nieuwe wortels vormen en weer verder groeien. Zie je dat deze planten na meer dan een dag te hebben gelegen er nog fris groen uitzien, gooi ze dan op de composthoop.
Alle onkruid dat in onze moestuin heeft gegroeid – ook beruchte wortelonkruiden en zelfs als het in het zaad staat – mag op de composthoop. We bestrijden ook het onkruid dat eventueel op de composthoop zelf gaat groeien. En als onkruid niet kan groeien kan het alleen maar sterven..
Het helpt wel heel goed als je het onkruid uit de tuin verwijdert nog voor het in bloei komt. Dan kunnen ze ook geen zaden vormen. Als je iedere rij tenminste een keer per maand helemaal vrij maakt van onkruid dan zul je ook geen last hebben van nieuw gevormd onkruidzaad.
Onkruid wieden
Het met de hand wieden – uittrekken van onkruid – is een tijdrovende klus waarbij je ook nog in een ongemakkelijke houding zit. Gelukkig hoef je lang niet alle onkruid met de hand te verwijderen. Besteed je tijd nuttig: trek alleen met de hand onkruid uit vlak naast je doelgewas, daar waar je met de schoffel of schrepel een te groot risico vormt om het doelgewas te raken. Tot een paar centimeter naast de rij is vaak al voldoende. De rest van het onkruid kun je veel sneller bestrijden met de schoffel en schrepel.
Gebruik van schoffel en schrepel
Als het om onkruidbestrijding gaat dan is het belangrijk om maar heel oppervlakkig te schoffelen. Het doel van schoffelen is het bovengrondse deel van het plantje te scheiden van het ondergrondse deel. Veganistische onthoofding. De bovenste centimeter van de aarde los schoffelen is uitstekend, een dunner laagje mag ook. Als onkruidbestrijding je doel is dan moet je niet diep schoffelen. Als je te diep schoffelt heb je kans dat je ook de wortels van je te kweken gewas zult treffen. Die groeien immers ook aan weerszijden van de rij. En diep schoffelen kost je ook nog onnodig veel energie. Een mooi bijeffect van een dun laagje los schoffelen is ook dat het heel effectief de uitdroging van de grond tegengaat. Het bovenste laagje droogt uit, maar door dat je de capillaire verbinding met de ondergrond verbroken hebt verliest de bodem onder het bovenste laagje geen vocht naar boven.
De invloed van het weer op het resultaat van schoffelen
Als het langdurig nat is, dan kunnen vooral wat grotere planten weer opnieuw wortel schieten. Die kans is veel groter als je de grond te diep los geschoffeld hebt. Het kan heel nuttig zijn om de weersverwachting in de gaten te houden: als je schoffelt voorafgaand aan een paar uur zonnig weer dan zullen ook de wat grotere planten daar niet meer van herstellen. Als het aanhoudend nat is dan zal het nodig zijn om grotere onkruidresten met de hand af te voeren naar de composthoop.
Zaaien en poten op de koude grond
Met de koude grond bedoelen we alles dat niet voorgekweekt wordt in afgedekte bakken of binnen wordt voorgezaaid. Gewoon direct in de tuin dus. Een mooi egaal geharkt zaaibed dat vrij is van grote stenen en onkruid zorgt ervoor dat je mooi gelijkmatig kunt zaaien. Als er kuilen en bulten zijn, vereffen deze en zorg dat de grond in de kuilen net zo stevig is aangedrukt als de rest. Zaaien in een ongelijk stuk grond resulteert in ongelijkmatig kiemende plantjes. Hark de boel dus van tevoren glad.
Grondvoorbereiding
Idealiter heb je het zaaibed twee weken vóór je werkelijk gaat zaaien al ontdaan van alle onkruid, de grond geëgaliseerd en de grootste stenen eruit geharkt. In die twee weken zullen vele kleine onkruidplantjes zijn gaan kiemen. Das mooi pech voor hen, want die schoffelen we vlak voor we werkelijk gaan zaaien allemaal af. Deze methode van voorbereiden, twee weken wachten, vervolgens schoffelen heet niet voor niets het vals zaaibed! Het is een hele efficiënte methode om veel kleine kiemplantjes te voorkomen tussen hetgeen je wilt kweken. Deze methode is vooral aan het begin van het groeiseizoen aan te bevelen wanneer onkruidzaad van voorgaande jaren uit de winterrust gekomen is.
Je hoeft natuurlijk niet per se de methode van het valse zaaibed toe te passen. Je kunt twee weken tijd besparen door direct te zaaien nadat je de grond goed hebt geëgaliseerd. Je zult wel wat meer onkruid moeten wieden. En zeker in het warme seizoen wil je niet graag twee weken wachten.
Het zaaien op rijen
Het werkt het gemakkelijkst als je het gewas in rijen zaait. De afstand tussen de rijen wordt doorgaans op de verpakking aangegeven of vraag het Marc. Wat de aangegeven afstand tussen de rijen ook is, zorg ervoor dat er tenminste voldoende ruimte is zodat je er met de schoffel en een redelijke marge tussen de rijen door kunt gaan zonder het gewas te beschadigen. En houd er rekening mee dat het gewas ook in de breedte gaat groeien!
Je kunt de rijen markeren met een touwtje of stokjes. Als je een touwtje gebruikt, fixeer dan het touwtje op verschillende plekken van de rij. Dat kan eenvoudig door om en om een aantal stokjes naast het touwtje te zetten. Een meter tussen de stokjes is al genoeg. Zo voorkom je dat het touwtje wat van zijn plek kan verschuiven. Verschoven touwtjes markeren de verkeerde plek en een schoffel die als gevolg daarvan op de verkeerde plek door de grond gaat maakt geen onderscheid tussen wat je gezaaid hebt en onkruid..
Laat tussen een aantal rijen in ieder geval een gangetje met voldoende ruimte zodat je daar net tussen door kunt lopen. Vandaar uit kun je dan zo nu en dan met de hand wieden. Zorg dat er niet meer dan anderhalve meter tussen de gangetjes zit. Zo kun je vanaf de juiste gang altijd met je hand bij alle plantjes zonder tussen de plantjes te hoeven staan
De diepte van het zaaien
Vuistregel is: twee keer zo diep als dat het zaad dik is. Het komt gemakkelijk voor dat er veel te diepe geulen getrokken worden. Onderdruk die verleiding. Zaden die te diep terecht komen zullen ofwel niet kiemen of de reserves in het zaadje zijn ontoereikend om het plantje naar het licht te laten groeien. Zaden van uien, prei, wortelen, peterselie, selderij, winterpostelein zijn erg klein en het klopt gewoon dat je die zeer oppervlakkig moet zaaien. De selderij- en posteleinsoorten zijn voorbeelden van lichtkiemers. Die hoeven (moeten) helemaal niet met zand toegedekt te worden. Maar hoe oppervlakkiger gezaaid, des te gevoeliger voor verdroging. Als het niet tijdig regent dan moet de gieter dagelijks uitkomst bieden. En heb geduld. Die kleine zaadjes doen er over het algemeen ook nog lang over om te kiemen, worteltjes en selderij kan er makkelijk drie weken over doen.
Afstand van het zaaien
Vaak staat er op het pakje zaad een aanwijzing over de afstand van de planten in de rij. Dat is de kweekafstand van succesvol gekiemde planten. Omdat niet ieder zaadje zal kiemen zul je wat meer – dikker – in de rij moeten zaaien. Heel fijn zaad zoals dat van worteltjes kun je niet één voor één in het geultje leggen. Pak een hoop zaadjes tegelijk tussen duim en wijsvinger en verspreid ze over een flink stuk van het geultje zoals je zout zou kunnen verspreiden op je bord met aardappelen. En houd zicht op hoeveel zaadjes waar terecht komen. Met fijn zaad zul je gemakkelijk wat te veel zaaien. Heel erg is dat niet, na het kiemen kun je door uitdunnen weer een goede balans krijgen.
Het herkennen van kiemplantjes tussen opkomend onkruid
Het kan gebeuren dat je niet weet hoe de kiemplantjes van je doelgewas eruit zien. Maar als je netjes op een rij gezaaid hebt zul je snel herkennen dat een bepaald soort plantje alleen in je rij voorkomt. Gemakkelijke kenmerken voor de herkenning zijn de wijze van het bovengronds komen (symmetrie of asymmetrie), de vorm of afmetingen van het blad en de kleur. Plantjes met bepaalde kenmerken die je in je rij ziet staan maar buiten de rij net zo veel voorkomen zijn zeker onkruid, simpelweg omdat je ze niet buiten de rij hebt gezaaid.. Als je voldoende zeker bent van je zaak dan kun je dit onkruid met de hand uit de rij verwijderen nog voor je doelgewas boven de grond staat. Dit is goede strategie in de rijen van gewassen die er lang over doen om te kiemen (uiachtige gewassen, schermbloemigen, postelein). Anders zul je al wat grotere onkruidplanten in de rij hebben tegen de tijd dat je doelgewassen als kiemplantjes boven de grond komen.
Hier nog een overzicht hoe je de belangrijkste gewassen kunt herkennen:
Uien, prei en alles uit de lookfamilie lijken bij het boven komen wel wat op kiemend gras. Net als gras zijn ze asymmetrisch, maar het eerste blaadje (stengeltje) is vaak geknikt en soms hangt er ook nog het zwarte zaadje aan het puntje. De lookfamilie doet er vaak lang (een paar weken) over om te kiemen.
Mais komt op als een dik soort gras, met asymmetrische puntige bladeren.
Bieten, ook snijbiet, zijn symmetrisch en hebben twee wat langwerpige blaadjes. Ze zijn duidelijk meer roodachtig dan de meeste andere planten.
Alle schermbloemigen (worteltjes, selderij, venkel, peterselie, pastinaak, dille etc.) lijken bij het bovenkomen op gras vanwege de lange smalle kiemblaadjes, maar de twee kiemblaadjes staan altijd symmetrisch tegenover elkaar. In het prille begin komen deze plantjes vaak geknikt uit de grond omhoog. De schermbloemigen doen er ook een paar weken over om te kiemen.
Alle kruisbloemigen kiemen snel, binnen een paar dagen. Ze komen op met hele karakteristieke twee symmetrische kiemblaadjes. Ieder blaadje eindigt wat hoekig aan weerszijde van de nerf.
Slasoorten komen op als kleine plantjes met twee symmetrische eironde kiemblaadjes.
Tuinbonen, kapucijners, erwten, peulen steken hun kopje boven de grond als asymmetrische plantjes. Je ziet al meteen dat het een wat forser plantje is omdat het uit een vrij groot zaadje komt dat wat dieper in de grond zit.
Bonen verschijnen als eerste in de vorm van twee symmetrische dikke zaadlobben afkomstig van de boon die je gezaaid hebt.
Pompoenen, courgettes en meloenen verschijnen als twee grote symmetrische bladeren.
Uitdunnen
Uitdunnen doe je als de planten te dicht op elkaar staan. Misschien vind je dit niet leuk, het is een vorm van “kill your darlings”. Het idee van dubbele verspilling dringt zich op: te veel zaadjes gekiemd en nu kleine plantjes uittrekken die nog niets opgeleverd hebben. Maar niets doen zal resulteren in een nog veel grotere verspilling wanneer planten elkaar in de weg gaan staan. Als je weet dat een biet gemakkelijk een doorsnede kan halen van 10 centimeter dan kun je in de rij simpel weg niet om de centimeter een bietenplantje kweken. Kijk naar het gewas, maak een inschatting van hoe groot zo’n plant kan worden en geef ‘m de ruimte door een aantal van zijn buren weg te halen. Laat de best ontwikkelde plantjes staan.
Het gebruik van oud zaad
Gebruik alsjeblieft geen zaad dat over de datum is. Je hebt grote kans dat je niet alleen je tijd verspilt hebt met het zaaien, je hebt dan ook onnodig geduld op moeten brengen en tijd besteed aan het begieten van zaadjes die hun kiemkracht verloren hebben. Vooral zaadjes van schermbloemigen (wortels, peterselie, etc) verliezen snel hun kiemkracht en het zijn ook juist die kleine zaadjes die er onder normale omstandigheden er lang over doen om te kiemen. Natuurlijk kun je na een maand te hebben staan wachten op oud selderijzaad alsnog vers zaad opnieuw zaaien, maar die selderij zal wel een maand korter kunnen groeien..
Bodembedekking, mulchen
We kunnen twee vliegen in in een klap slaan door tussen de rijen de bodem te bedekken met organisch materiaal. Het verrijkt de bodem wat met de stoffen die vrij komen bij het verdere afbraakproces en het voorkomt dat de bodem snel uitdroogt. Bij de keuze van bedekkingsmateriaal mag je wel wat kritisch zijn: geen grove plantenresten, ook geen verse – al dan niet versnipperde – houtachtige takken. Je moet er tussendoor kunnen schoffelen. Het mag ook geen dikke laag worden want anders liggen ziektes en slakken op de loer. Een paar centimeter is genoeg. Vers houtachtig materiaal (gehakseld snoeiafval, zaagsel) is ongunstig omdat het gedurende het afbraakproces juist meststoffen (nitraat) aan de omgeving zal onttrekken, daarmee komt er minder beschikbaar zijn voor ons gewas.
Bruikbaar bodembedekking zijn alle kruidachtige plantenresten (kort gemaakt), grasmaaisel en goed verteerde bladaarde. Gebruik geen onrijpe compost, daar zitten nog te veel beestjes en ander klein spul in die mogelijk ziektes in ons gewas kan veroorzaken.
Wees met mulchen wat terughoudend bij de de worteltjes en andere gewassen die je voor de penwortel kweekt. Oude bladaarde kan, maar gebruik geen compost. Als er veel meststoffen vrijkomen uit de mulch dan zullen deze gewassen geen mooie penwortel vormen maar een warrige boel, een vertakt dun wortelstelsel.
Water geven
Om je gezaaide gewassen te laten kiemen is het extra belangrijk om de grond voldoende vochtig te houden. Als het langdurig droog weer is dan is een dagelijkse gietbeurt met de broeskop op de gieter over de rij voldoende. Geef niet in een keer zoveel water dat de bovenlaag wegspoelt. Loop liever een paar keer snel langs de rijen.
Als de planten wat groter zijn dan kun je met de sproeier water geven. Geef bij voorkeur water in de ochtend of avond zodat er minder verlies optreed door verdamping. Als het wat tijd betreft beter uitkomt om overdag water te geven, doe dit dan. Als de bodem te droog wordt ontstaat er groeistilstand. Dat is voor planten een prikkel om hun energie te gaan steken in het vormen van bloemen. Voor planten als bieten, radijsjes, wortelen en prei is dat natuurlijk ongewenst. Planten verbranden niet wanneer je ze water geeft in de volle zon. Daarvoor is er volstrekt onvoldoende lenswerking door de druppels van druppels water, bovendien koelt het water de planten.
Ongedierte bestrijden
Gelukkig is dit op dit moment van schrijven een wat hypothetisch stuk. Het afgelopen seizoen (2020) is het niet nodig geweest om op enige wijze actief ongedierte te bestrijden. Door de droge omstandigheden en het strenge beleid ten aanzien van onkruid en het kaal houden van de paden hebben zelfs de slakken geen kans gehad. Koolgalmug heeft wel behoorlijk wat schade veroorzaakt aan broccoli en wat minder aan de koolrabi.
Zwarte bonenluis
In de tuinbonen hebben we kort wat aantasting gehad door de zwarte bonenluis. Tegen de tijd dat we een mengsel van groene zeep en spiritus voor hen wilden aanwenden waren ze al verdwenen. De lieveheersbeestjes zullen me voor zijn geweest. Mochten ze in andere seizoenen ontoelaatbaar terug keren, 20 gram spiritus en 20 gram groene zeep in een plantenspuit, aanvullen met water tot 1 liter en ze met dat recept bij droog weer bestrijden. Ook een aftreksel van brandnetelblad werkt goed. Eventueel een week later herhalen.
Aardvlooien
Dit zijn helemaal geen vlooien maar een soort van kleine kevertjes die opspringen als je in de buurt bent. (Niet te verwarren met zandvlooien, echte bloedzuigende tropische parasieten die hier niet voorkomen.) Aardvlooien knagen kleine gaatjes, vooral in de onderste blaadjes van kruisbloemigen (koolgewasen, radijsjes, etc) maar andere gewassen laten ze ook niet onberoerd. Vooral bij droog weer kunnen het er nogal veel worden, maar echte problemen hebben ze nooit veroorzaakt.
Bladrandkever
De aanwezigheid van dit kevertje is vaak te herkennen aan de halve maanvormige hapjes uit de randen van blaadjes van vooral peulen, kapucijners, erwten en tuinbonen. De planten kunnen er in het begin wel wat van te lijden hebben. Maak je er niet druk over, ze groeien er wel overheen.
Preimineervlieg
De preimineervlieg is een groot probleem geweest in 2020. De prei heeft heel goed gegroeid maar tegen de tijd dat deze geoogst kon worden (november) bleek de prei massaal aangetast te zijn. De aantasting hebben we dus veel te laat opgemerkt, maar dat was op zich zelf niet nodig geweest. Vreemde bochtige bladgroei, vlekjes op het blad zijn de sombere voortekenen van gangen in de bladstengel van uien en prei. Uien en prei gaan niet direct dood maar ze krijgen een sterk gestoorde groei. De uien lijken gescheurde uirokken te hebben, bij de prei kun je gangen met de larven en poppen tegen komen. Langs de aangetaste gangen dringen ook gemakkelijk bacteriën binnen die aanleiding geven tot rottingsverschijnselen. De preimineervlieg is in twee perioden van het jaar actief. Telen onder insectengaas (maaswijdte 0,8 mm of kleiner) voorkomt veel ellende. Ook zou het gebruik van hooi tussen de planten het de vlieg bemoeilijken de eitjes te leggen. Het laat poten van uien (mei) zou er toe leiden dat de eerste generatie preimineervlieg haar voedselbron mist.
Koolgalmug
De koolgalmug is een serieus te nemen probleem in de Reftertuin. De koolgalmug is een ca. 2 mm groot beestje dat je gemakkelijk over het hoofd zult zien, het resultaat echter niet. Dit kleine mugje legt eitjes op koolachtige gewassen waarvan de groeipunt onbedekt is. De larfjes beschadigen de groeipunt van de plant. De plant overleeft wel maar kan niet meer normaal verder groeien. Vreemde misvormde planten zijn het resultaat, deze ‘ziekte’ staat bekend als draaihartigheid. De plant zal er niet meer van herstellen. Vaak volgt op draaihartigheid ook nog ‘natrot’, een stinkende bacterieaantasting.
Kwetsbaar zijn vooral broccoli en koolrabi. Witte en rode kool zijn niet meer kwetsbaar vanaf het moment dat de groeipunt omgeven is door de gesloten kool.
Een aantasting is te voorkomen door onder fijnmazig gaas te kweken.
koolvlieg
De koolvlieg lijkt sterk op de gewone huisvlieg. Koolvlieg is de grootste oorzaak van de gangetjes in radijzen, rammanas en rettich. De koolvlieg legt de eitjes op de aarde direct naast de plant, soms legt de koolvlieg ook eitjes in bladoksels van koolsoorten als spruitjes.
Een aantasting is te voorkomen het gebruiken van koolkraagjes rond de stammetjes van planten te leggen of door onder fijnmazig gaas te kweken. Gebruik ook geen verse of slecht verteerde mest bij koolplanten!
Rupsen
Vooral de kruisbloemigen (alle koolgewassen maar ook radijs, meiraap) zijn kwetsbaar voor de rupsen van het koolwitje. Er zijn twee soorten koolwitje, de kleine en de grote. Over het algemeen hebben we geen grote problemen door deze rupsen. Kennelijk hebben we voldoende vogels die ze opvoeren aan hun jongen.
De rups van de koninginnepagevlinder is een regelmatige verschijning in de worteltjes en op de venkel. Het zijn er altijd maar een paar, serieuze schade hebben we nooit van ze gehad.
Slakken
In onze omgeving komen nogal wat soorten slakken voor. Vanwege onze noordhelling hebben we een slakkenparadijs (maar zonder slakken ook geen vuurvliegjes). Voor de geïnteresseerden: de gele witgerande tuinslak (cepaea hortensis), de roze tuinslak, (cepaea nemoralis), segrijnslak (helix aspersa), de wijngaardslak (helix pomatia – meestal rond de patio, niet vaak in de moestuin), de grote regenslak (balea biplicata – is in werkelijkheid nogal klein), de glanzende agaathoren (cochlicopa lubrica), het boerenknoopje (discus rotundatus). Goed, dit waren de minst schadelijken. Dan een kleine bloemlezing uit de categorie naaktslakken voor de liefhebber: de grote wegslak (arion rufus), grote aardslak – ofwel tijgerslak (Limax maximus), de gevlekte akkerslak (Deroceras reticulatum), en nog een hele trits.. De naaktslakken zijn de ergste. Slakken eten bijna alles wat wij voor onze consumptie willen eten, maar – gek genoeg – niet de planten die wij vaak als onkruid beschouwen.
Dit jaar (2020) is – net als de voorliggende twee jaar – erg droog geweest. Normaal gesproken is onze tuin vanwege de ligging op een noordhelling een slakkenparadijs. De ervaring uit het verleden leert dat bij normale regenval er aanzienlijke schade door slakken kan optreden. Om die reden is het belangrijk om het de slakken moeilijk te maken door ze geen schuilplaatsen te geven. Laat onkruid niet groter dan een paar centimeter worden. En laat ook geen dikke pakken onkruidloof liggen tussen de rijen. Paden begroeid met gras zijn voor hen snelwegen om zich te verplaatsen. Slakken verschuilen zich overdag graag onder grote stenen of half vermolmd hout. Als we er teveel last van krijgen dan kunnen we deze eigenschap benutten door ze daar te vangen. De kippen zullen je er dankbaar voor zijn!
Reeën
Sinds eind september 2020 hebben we af en toe reeën in de moestuin gehad. Een drietal is een keer in de ochtend gezien en hun hoefafdrukjes en vraatschade laat zien dat ze vaker terug komen. Mooie dieren die in de herfst en winter in onze tuin waarschijnlijk weinig schade doen. De snijbiet en wat we nog aan sperziebonen hadden staan hebben ze wel te gronde gericht en ze hebben wat van een pompoen geknabbeld. Als ze in het voorjaar terug blijven komen dan zullen we er wel iets tegen moeten doen. Het enige dat vegetariërs past is hoog gaas zetten. Reeën zijn naar het schijnt wel lekker.