De moestuin is verdeeld in acht vakken van ongeveer gelijke afmetingen. Er zijn twee voorname redenen om aan teeltwisseling te doen: het voorkomen van uitputting van de bodem en het voorkomen dat er via de bodem ziektes en plagen optreden. Grofweg gezegd hebben we de volgende zes soorten gewassen in ons teeltplan:
1: Vruchtgewassen (pompoen, courgette, paprika, mais, etc.)
2: Peulvruchten (tuinbonen, capucijners, sperziebonen etc.)
3: Bladgroenten en bieten (sla, biet, snijbiet, veldsla, postelein etc.)
4: Koolgewassen (Broccoli, spruitjes, koolrabi, maar ook rammanas, radijs, ruccola etc.)
5: Schermbloemigen en lookfamilie (Wortelen, prei, uien, knoflook, pastinaak)
6: Aardappelen
De gevoeligheid voor bodemproblemen varieert van gewas tot gewas. Aardappelen en de koolgewassen (kruisbloemigen) die lange tijd op het veld blijven (bijvoorbeeld broccoli, spruitjes, boerenkool) geven eerder aanleiding tot bodemproblemen dan bijvoorbeeld peulvruchten. Om een deze reden hanteren we voor deze gewassen een strikte wisseling van eens in de acht jaar. Dat betekent dat een perceel maar eens in de acht jaar beplant wordt met aardappelen of koolsoorten. Voor de andere gewassen kunnen we minder strikt zijn. Daarom permitteren we het ons om twee percelen te beplanten met peulvruchten en vruchtgewassen.
Voor het komend jaar schuift alles één vak op volgens de pijl. Omdat de velden met peulvruchten en vruchtgewassen dubbel voorkomen behoren deze steeds vier vakken van elkaar te liggen. Door een extra compostgift in 2019 was er voor 2020 een fout ingeslopen voor de vruchtvelden. In het teeltplan voor 2021 is dat opgelost door het bladveld voor een jaar vast te houden op haar plek en vruchtveld 1 een extra stap te laten maken.